Tweede Adviesraad: vraag en antwoord

Datum

Tijdens de tweede Adviesraad op 7 juni spraken vertegenwoordigers van belanghebbende partijen en een aantal project- en werkgroepleden van het programma APV elkaar over de eerste denkrichtingen. Tijdens deze bijeenkomst zijn veel vragen aan bod gekomen die we voor je op een rijtje gezet hebben.

Taskforce Aansluiting Master-Gz

Q: De lange termijn aanpak (LTA) ziet eruit als een mooi plan, juist ook omdat het de bedoeling is het aantal plekken te verruimen zonder dat het veel meer extra geld kost. Wat is de verhouding tussen Model Logistieke Aansluiting (MLA) en LTA? Moet je niet meteen aan een geïntegreerde opleiding beginnen?
A: Je kunt niet van het vakgebied verwachten dat ze een bepaalde richting in slaan, zonder dat ze zicht hebben op de consequenties. Daar moet hoe dan ook in voorzien worden. Het staat nog niet vast welke van de twee het meest kansrijk is, maar we doen een impactanalyse zodat we dat wel duidelijk krijgen.

Q: Selectie is wel heel stevig: een jonge bachelor komt voor drie keuzemomenten te staan waarbij hij nog steeds kan afvallen. Kun je dat van mensen vragen en over drie jaar uitsmeren?
A: Voor een deel is het niet zo heel veel anders dan het nu is. Alleen beland je nu in het stuwmeer. De selectie is vooral stevig bij aanvang. Op het tweede en zeker het derde moment vallen er beduidend minder mensen af.

Q: Hoe staat het met de keuze om ook orthopedagogen toe te laten tot de Gz-opleiding?
A: Daar hebben we lang over gesproken. Ons beeld was dat psychologen en orthopedagogen niet in elkaars opleiding kunnen. Dit gesprek is nog niet afgerond. Maar bij een eventuele omvorming naar een nieuwe situatie, moet er uiteraard prudent worden omgegaan bij mensen die met een bepaalde verwachting aan een opleiding zijn gestart. Op dit moment kunnen we nog niet in een keer naar een situatie dat studenten in september niet meer de kruisbeweging kunnen maken. Duidelijkheid hierover volgt in het eindadvies dit najaar.

Q: Hoe gaan we straks om met het stuwmeer dat waarschijnlijk ontstaat na de bachelor?
A: Dan gaat het over mensen die niet geselecteerd worden voor de Gz-opleiding. Je zou bijvoorbeeld met universiteiten kunnen kijken of andere masters toegang geven tot een beroepsveld waar geen BIG-registratie voor nodig is. Dat is een van de grote vragen waar in samenspraak met universiteiten nog verder over gesproken gaat worden.
Aanvulling door deelnemer: In de landen waar zo’n 3+3 al is, zie je inderdaad zo’n stuwmeer ontstaan. Maar dat lijkt me ook helemaal niet onwenselijk, bachelors kunnen dan op andere manieren hun cv verzwaren, als assistent of schaduw professional.

Q: Als de selectie al halverwege bachelor 3 begint, dus nog voor ze hun specialisatievakken volgen, is dat niet heel erg vroeg? Andere vraag: wie gaat de selectie doen?
A: de selectie zal halverwege het derde jaar plaats moeten vinden zodat studenten, bij niet geselecteerd worden, nog de keus voor een andere master kunnen maken. Het voorstel is om de selectie landelijk te organiseren. Maar dit is echt iets voor een latere fase als de richting waarin een en ander zich gaat ontwikkelen duidelijker is.

Q: Als je master Gz hebt gedaan en je kunt niet door, dan is het wel een beetje sneu. Voorstel was ook om de leerlijnen te laten doorlopen, maar door de selectiemomenten is er toch eigenlijk wel een knip?
A: Het is vooral sneu voor alle afgestudeerden nu die niet aan de slag kunnen. Als we een geïntegreerde opleiding voorstaan, houd je het eerste selectiemoment bij de start van de opleiding. Maar ook bij een tweede selectiemoment kan blijken dat het vanuit de opleiding of de student toch niet het geschikte pad is. Dat heeft op zichzelf niet met de leerlijnen te maken. Hoe het precies gaat, moeten we nader uitwerken.

Q: Waar halen mensen gedegen praktijkervaring vandaan bij een doorlopende aansluiting?
A: In het advies richten we erop dat je praktijkervaring veel meer gaat spreiden over de hele leerlijn. En een belangrijke constatering is dat waar opleidelingen nu al rechtstreeks instromen, zij bij de praktijkervaring alleen de eerste paar maanden wat extra begeleiding nodig hebben. Daarna lopen ze precies gelijk met opleidelingen die al meer ervaring hebben. Desalniettemin vinden we het belangrijk een aandachtspunt, want deze denkrichting vraagt meer van de praktijkinstelling. Daar zijn we dus nog niet over uit.

Q: Wat is er met de Veni-variant gedaan?
A: De Veni-variant is besproken maar voldoet niet aan de gest4elde criterium van directe aansluiting en is om die reden niet verder in het advies opgenomen. Optimale variant is een directe aansluiting binnen zes maanden.

Q: Hoe werkt het met het EVC-traject: hoe lang is tijdelijk? Wat doen we voor mensen die niet voor de Gz kiezen, maar daar over vijf jaar anders over denken?
A: Dit is afhankelijk van hoe het stuwmeer zich ontwikkelt. Als de instroom op een gegeven moment afneemt, dan kunnen we de tijdelijkheid van het EVC-traject gaan stoppen. We verwachten dat daarvoor wel minimaal vijf jaar nodig is. Wanneer mensen later alsnog kiezen voor de Gz-opleiding, dan kan dat nog steeds via de geëigende route, alleen niet via een EVC-traject.

Q: Samenstelling onderwijsinstituten: hoe gaat dat eruitzien?
A: Daar kunnen we het vanavond echt nog niet over hebben, daar zijn we niet ver genoeg mee. Noteren we en onderkennen de betekenis ervan.

Q: Door met basispsychologen te werken, houden we balans tussen budgetten die we krijgen en kosten die we maken. Hoe houden we dat als we alleen nog met Gz-psychologen moeten werken?
A: We onderkennen dit probleem, maar kunnen er pas meer over zeggen als we meer zicht hebben over de omvang daarvan in de uiteindelijke situatie.

Q: Wat gebeurt er met de input van de adviesraad? Wat is de status van de informatie die hier gedeeld wordt vanavond?
A: De informatie uit de adviesraad kun je delen met de achterban.

Q: Wanneer kun je nog reageren naar het programma?
A: Je kunt op elk moment je visie delen met de taskforce en projectgroepen. Neem daarvoor contact op met de voor uw groep genoemde contactpersoon.

Projectgroep Visie & Infrastructuur

Q: Is voor de infrastructuur de geneeskunde opleiding als voorbeeld genomen?
A: Het is wel een van de voorbeelden waar we naar hebben gekeken, omdat het ook gaat om een opleiding tot een wet -BIG-basisberoep, zoals de Gz-psycholoog, waarna specialisatie kan volgen. De geneeskunde opleidingen zijn ook recentelijk opnieuw opgezet en gebaseerd op de uitgangspunten: de samenleving en de opbouw van de samenleving verandert.  

Q: In de wetenschap is er geen knip bij 18. Daar is het de groep 15-25 jaar. Financieel is dat een probleem. Kunnen we die 2 ontwikkelingen in elkaar schuiven? Het is beter voor de hulp aan de jeugd en jongvolwassenen als we de groep van 15-25 in het levensloop perspectief samentrekken.
A: Als we ervan uitgaan dat opleidingen ook helpen veranderingen in de instellingen aan te brengen, en de gedachte dat je meer levensloop georiënteerd werkt, dan kunnen we die discussie voeren. Het is niet onze opdracht om de zorg te hervormen, maar het zijn ook gedachten die te maken hebben met ontwikkelingen in de samenleving.

Q: Hoe stellen jullie je de consortia voor? In het onderwijs ben je bijvoorbeeld als opleiding betrokken bij 9 of 10 opleidingsscholen. Dat is heel veel, universiteiten kunnen zich niet opsplitsen.
A: Consortia van 1 universiteit op 1 opleiding is ingewikkeld. Ook hebben de universiteiten verschillende uitstroomprofielen. De wijze van betrokkenheid van de universiteit is een belangrijk aandachtspunt.

Q: Wat wordt de structuur als we gaan werken met consortia, als rino een onderdeel is van een consortium? Wie gaat de accreditatie verzorgen?
A: Hoofdopleiders adviseren en de registratiecommissie erkent. De visitatiecommissie doet visitatie en adviseert daarover. Op een aantal plaatsen is het al lang een beproefd model. Stichting top, het proeftuinen experiment: dit zijn samenwerkingsverbanden die als consortium fungeren. Daarbij is vaak ook sprake van een vorm van centraal werkgeverschap. Het toezicht daarop hoeft niet te veranderen. Er wordt gedacht over hoe je visitatie ook landelijk kunt vormgeven. Wat betreft de schaalbaarheid van de opleidingsomvang blijkt het ook goed te werken.

Q: Het uitgangspunt is adaptief zijn, maar in de uitvoering krijg je veel nieuwe regels. Hoe voorkomen we heel veel lijstjes en criteria? We willen niet van de ene bureaucratie in de andere vallen. Hoe houden we het systeem flexibel en hoe toetsen we dat?
A: Ons doel is om het simpel te houden. Adaptatie is een breed begrip. Je moet mensen ook adaptief leren denken en leren. Daarom zijn ook de leerlijnen van belang – hoe beoordeel je dingen, hoe vergaar je kennis? Men moet leren hanteren van verschillende perspectieven en kaders. Dat hoeft niet meteen te leiden tot meer bureaucratie.

Q: Hoe weeg je de onvoorspelbaarheid van de zorgvraag die op je afkomt mee in de context waarin je zit (zoals acute/ambulante zorg)? Hoe verwerk je dat in de opleiding?
A: Nemen we mee als aandachtspunt

Q: Lvb is essentieel om iets over te leren. 1,2 miljoen mensen met lvb in Nederland. Daar moet je mee om kunnen gaan. Dit hoort dan toch bij de basis?
A: Nemen we mee als aandachtspunt

Q: De authenticiteit van de Gz-psy als persoon is belangrijk. Het gaat niet alleen om kennis. Hoe komt de Gz psycholoog het best in ontwikkeling?
A: Er wordt ook gekeken naar een extra leerlijn, persoonlijke ontwikkeling

Q: In de master begint de specialisatie. Het klinkt nu alsof je in de Gz opleiding weer in een brede basis terechtkomt. Neemt dit dan niet keuzevrijheid weg bij de student als ze van specialisatie weer breed worden opgeleid?
A: Wij maken onderscheid tussen werkvelden en competenties. Je moet verdiepen op die competenties, niet zozeer op de werkvelden. Je moet met veel werkvelden kennismaken, is nu de gedachte.

Q: Zouden gerichte competenties uit de master dan minder aansluiten, waardoor minder kans op een Gz-plaats?
A: Het is niet ons voorstel om iedereen hetzelfde te laten doen. Het gaat om meerdere contexten, niet om alle. Moet nog nader naar gekeken worden. Het voorstel wat er nu ligt is een oplossing voor veel knelpunten, zoals verzamelen competenties om in een opleiding te kunnen komen, mensen onbetaald inzetten etc. Dergelijke knelpunten zijn wel aanleiding voor programma APV. De flexibiliteit zit nu niet in de opleiding en dat komt weer terug.

Q: Zijn de consortia regionaal opgebouwd?
A: Dit is wel het beeld dat ontstaat. Zo kunnen we de regionale behoefte bedienen en praktischer in een regio samen te werken. Maar hoe dat precies zal uitwerken moet verder uitgewerkt worden.

Q: Centraal werkgeverschap – is dat een goede denkrichting?
A: Een knelpunt dat we bijv. hiermee oplossen is dat er jaarlijks miljoenen blijven liggen door het niet invullen van toegekende opleidingsplaatsen. Opleidelingen trekken zich terug, maar we kunnen toegekende opleidingsplaatsen niet opnieuw verdelen, omdat we de flexibiliteit niet hebben. Maar ook vermindering van administratieve lasten en continuïteit kan hier voordeel uit halen. Dit wordt nog nader uitgewerkt.

Q: Wat vinden praktijkinstellingen hiervan? Ze hebben minder zeggenschap over wie er bij ze werkt, terwijl ze wel verantwoordelijk zijn.
A: Er zit wel een verschil tussen werkgeverszaken en wie de werving en selectie doet. Die twee kun je ook scheiden. Lost het knelpunt op.

Q: Wat betreft het onderscheid K&J vs V&O: wordt het als je allebei moet doen niet veel te breed?
A: Uitgangspunt is dat je alle smaken langs hebt moet zien komen. Dat zit natuurlijk ook in het cursorisch deel, maar we gaan er wel vanuit dat je het een keer moet voelen hoe anders het is.

Meer over de Adviesraad

Lees het artikel Tweede Adviesraad: Programma APV volop in beweging en betrokkenheid is groot
Presentatie Aansluiting Master-Gz
Presentatie Visie & Infrastructuur
Presentatie Didactische Ontwikkeling & Instrumenten

Vragen of opmerkingen?

Heb je andere vragen of opmerkingen? Je kunt altijd terecht bij de contactpersoon (pdf) en input geven.

Meer
Artikelen